- Floating Topic
- Floating Topic
-
paragraaf 1: De Germanen
-
De opkomst van de Franken
- Franken werden het belangrijkste volk
-
Germaanse volken hadden veel gemeenschappelijk:
- In iedere stam had de vergadering van vrije mannen de meeste macht. In oorlogstijd werd een aanvoerder gekozen. Sommige werden koning
- Elk Germaans volk was verdeeld in verschillende stammen
- Hun samenleving was gelaagd: 1 slaven 2 vrijgelatenen 3 vrije mannen
- Zij leefden vooral van landbouw en woonden in dorpen
- Hun talen lijken spreken op elkaar
-
Karel de Grote
- Deed veel met onderwijs
- Beroemdste Koning Franken
-
Hij voerde veel oorlogen
- Rijk werd 2 keer zo groot
-
Na dood van Karel viel het rijk uiteen. Er zijn verschillende oorzaken:
- De Germanen hadden de gewoonte om het rijk te verdelen onder alle zonen van de vorst
- De opvolgers van Karel de Grote voerden oorlogen tegen elkaar
- Andere volken deden aanvallen. De Noormannen vielen vanuit het noorden aan en de moslims vanuit het zuiden
-
Paragraaf 2: De samenleving in de vroege middeleeuwen
-
Mogelijkheden om van de ene bevolkinslaag in de andere terecht te komen
- Je kon alleen uit je groep komen door geestelijke te worden
-
De edelen
-
De edelen werden verdeeld in hoge en lage edelen
-
Lage edelen
- Zij hadden niet veel meer te eten dan de horige
-
Hoge edelen
- Hadden vaak een groot gebied dat moeilijk was te verdedigen
- Ze riepen hulp in van de lage edelen. Ze gaven hulp voor 1 of meer domeinen in leen
- Leenheer leent uit, leenman leent
-
De grote invloed van de Kerk en de geestelijken op de samenleving
-
Invloed geloof was erg groot. Oorzaken:
-
Iedereen was in de Middeleewen lid van dezelfde Kerk. Gevolg:
- geestelijken konden iedereen via de preekstoel regelmatig beïnvloeden
-
Geestelijken waren de enige die konden schrijven. Gevolg:
- Mensen kregen mondelingen informatie van alleen de geestelijken want die kwamen buiten het domein
- De Kerk was heel rijk. Alle christenen gaven 1/10 van hun inkomsten aan de Kerk.
- De paus kon iedereen in de ban doen. Als je in de ban werd gedaan, was je geen lid meer van de Kerk. Je mocht geen sacramenten (= gewijde handelingen die meestal door geestelijken worden verricht) meer ontvangen en je kwam in de hel.
- Koningen hadden geestelijken nodig bij het besturen van het land.
- Geestelijken hielpen de mensen zich voor te bereiden op het leven na de dood
-
De geestelijken
-
Seculiere geestelijken
- Leeven tussen andere mensen, niet in afzondering
-
Bisschoppen
- Boven de priesters stonden de bisschoppen
- Taak: toezicht houden op parochies in hun bisdom
- Van adelijke afkomst
- Boven de bisschoppen staan de aartsbisschoppen
-
Paus
- De paus staat bovenaan. Hij heeft grote macht:
- Hij mag regels vaststellen
- Hij mag alle bisschoppen bijeenroepen voor een concilie (kerkvergadering)
- Hij staat aan het hoofd van alle geestelijken
-
priesters
- Dorppriester was het dichtst bij de gelovige
- Taak: gelovige voorbereiden op leven na de dood
- Taak: toezicht houden op het leven van de inwoners van zijn parochie = groep gelovige
- Iedere parochie had haar eigen kerk
-
Reguliere geestelijken
-
Zij leven in afzondering: in een klooster
- Aan het hoofd van een klooster staat een abt of abdis
- Reguliere geestelijken zijn allemaal lid van een kloosterorde = organisatie van een groep monniken of nonnen die in verschillende kloosters leven volgens dezelfde regels
- Monniken/nonnen
-
2 soorten kerken:
- Grieks-christelijke kerk in Oost-Europa
- Katholieke kerk in West-Europa
-
De boeren
-
Onder de horige was een sterke gelaagdheid. Die werd veroorzaakt door 3 verschillende onder de horige:
- De hoeveelheid pacht die men moest betalen
- De hoeveelheid diensten
- De hoeveelheid land
-
Soorten boeren:
- Geheel horige boeren (geheel onvrije boeren)
- Gedeeltelijk horige boeren (gedeeltelijk onvrije boeren)
- Vrije boeren
-
Een domein was een dorp met het land in de omgeving
- 90% van de bevolking werkt op een domein
- Het was eigendom van een edelman, een bisschop of een klooster
-
In de vroege middeleeuwen was er bijna geen handel
- Boeren moesten voor hun eigen levensbehoeften zorgen: dat was moeilijk
-
Paragraaf 3: De opkomst van de middeleeuwse stad
- Opkomst steden is de belangrijkste verandering in de middeleeuwse samenleving
-
De handel herleeft
- In de 2e helft van de 13e eeuw ontstond in Noord-Europa de Hanze. Dat was een verbond van kooplieden van verschillende steden.
-
Er waren veel hindernissen in de 5de eeuw waardoor er weinig handel was. In de 11de en 12de eeuw wisten de kooplieden al deze hindernissen te overwinnen:
- De kooplieden kregen de steun van de vorsten
- de kooplieden gingen samen werken. Ze sloten zich aaneen in gilden. Een gilde diende de belangen van mensen die hetzelfde beroep uitoefende.
-
Oude steden herleven, nieuwe ontstaan
-
Boeren trokken naar nieuwe steden.
-
Oorzaak:
- Er was veel werk te vinden, veel vrijheid en een boeiender leven
- Meeste steden bleven klein, maar sommige (zoals Parijs) werden groot